Elk object in het Rijksmuseum heeft een tekstbordje. Duizenden teksten zijn hiervoor geproduceerd. En daarbij was het schipperen tussen wat conservatoren kwijt willen en wat de kijker (lezer) boeit. Doel: de bezoeker zodanige informatie bieden dat die nog wat langer kijkt naar het schilderij, de vaas, de kast, het schaakspel. De kunst van het verleiden.
Op 3 september organiseerde de Museumvereniging in het Rijks het symposium Tekst in het museum. Het tekstbordje en alles wat erbij komt kijken. Met 300 deelnemers was het volgeboekt. Want elk museum worstelt hiermee. Hoe kom je tot de essentie, wat kun je bekend veronderstellen, welke keuzes maak je, wat is begrijpelijke taal en wat is aantrekkelijk? En dat allemaal in maximaal 60 woorden.
Drie jaar worstelen
Renate Meijer, medewerker Publiek & Educatie, toont een afschrikwekkend stroomschema dat is opgesteld om de zaalteksten van het Rijks te produceren. Eén jaar hadden ze zichzelf ervoor gegeven; het werden er drie. Sommige conservatoren kwamen er maar niet toe om teksten aan te leveren bij de afdeling van Meijer. En als die er eindelijk waren, verzetten ze zich tegen de broodnodige redactieslag. Had dat niet handiger gekund? Bijvoorbeeld door de conservatoren te interviewen en zo de informatie uit hun hoofden op de tekstbordjes te krijgen?
Ook andere musea laten op het symposium zien hoe zij omgaan met tekstbordjes. En allemaal zijn ze zoekende, geven ze toe. Er wordt volop geëxperimenteerd. Het Dordrechts Museum staat in het wereldje bekend als museum dat de teksten succesvol heeft gemoderniseerd. Ze hebben er een professioneel tekstschrijver bijgehaald, vertelt Liesbeth van Noortwijk. Ik ken het museum in Dordrecht nog niet, maar ga er binnenkort zeker naartoe. Om te kijken, te lezen en dan nog eens te kijken.
Een uitgebreid verslag van het symposium verschijnt binnenkort in MuseumVisie. In Trouw verscheen op 3 september een interview met Wim Pijbes over museumteksten: Moet ik dit nú lezen?